In de vorige tutorial hebben we even de variabele-soort string besproken, maar er zijn natuurlijk nog veel meer soorten variabelen. Deze ga ik nu bespreken.
In een integer kun je alleen hele getallen stoppen. Integers worden vaak gebruikt om mee te tellen (wat opvallend vaak gebeurt in het programmeren) en soms voor berekeningen. Je kunt een integer maken met het sleutelwoord int. Zie het voorbeeld hieronder.
#include <iostream>
using namespace std;
int main()
{
int eengetal;
eengetal = 5;
cout << "De inhoud van eengetal is " << eengetal << endl;
return 0;
}
Je kunt ook proberen een niet-geheel getal in eengetal te stoppen, maar je zult zien dat dat niet werkt. (Let er op dat je bij niet-gehele getallen punten in plaats van komma's gebruikt, dus 5.76 in plaats van 5,67!)
Natuurlijk komt het ook vaak genoeg voor dat je niet-gehele getallen op wilt slaan. Daarvoor hebben we float. Zie het onderstaande voorbeeld.
#include <iostream>
using namespace std;
int main()
{
float eengetal = 5.2635;
cout << "De inhoud van eengetal is " << eengetal << endl;
return 0;
}
Nog iets nieuws: nu stoppen we het getal meteen in de variabele tijdens het aanmaken. Dat ziet er duidelijker en netter uit.
De string, integer en float zijn 3 soorten variabelen, maar er zijn er nog veel meer! Veel van die zijn afgeleid van de integer of de float. Het probleem is dat ze allebei een maximum en een minumum hebben. Zo is een integer normaal gesproken 32-bits (4 byte) Daardoor is het maximum van een integer meestal 2147483647 en het minimum -2147483648. In de praktijk hangt dit af van de compiler die je gebruikt.
Gelukkig zijn er ook andere soorten integers, die je kunt gebruiken als je ze nodig hebt. Zo is er de short, een integer met maar 2 byte zodat er minder in kan (en geheugenruimte bespaart) en de long, die afhankelijk van jouw systeem groter of even groot is als de int. Op 64-bit systemen is de long normaal gesproken 64-bit groot (8 byte) en op 32-bit is hij 32-bits (4 byte), maar let op dat er altijd uitzonderingen zijn!
Soms heb je helemaal geen negatieve waarden nodig. In dat geval kun je zogenaamde unsigned integers gebruiken. Die integers hebben een bereik van 0 tot en met 4294967295. Er zijn ook unsigned long's en unsigned short's. Hoe dat in elkaar zit kun je zien in het schema onderaan deze tutorial.
Ook de float heeft een maximum en een minimum, maar omdat dit geen gehele getallen zijn werkt dit een beetje anders dan bij integers. Er wordt gebruikt gemaakt van de wetenschappelijke notatie. Als je niet weet wat dat is, lees dan dit artikel op wikipedia. Hierbij heeft het getal een bepaalde maximaal aantal cijfers (een maximale precisie dus) en een maximum en minumum exponent. Zo kan normaal gesproken bij de float de exponent maximaal 38 en minimaal -37 zijn en zijn er 24 bits gereserveerd voor het getal.
Ook hier zijn er soorten variabelen die op float lijken, de double en de long double. Hierbij is de double meestal 2x zo groot als de float en de long double minstens even lang als de double, soms langer.
Naam | Wat kan erin | Maken in C++ met... | Opmerking |
---|---|---|---|
Integer | Gehele getallen | int eengetal | |
Short | Gehele getallen | short eengetal | Kleiner dan int |
Long | Gehele getallen | long eengetal | Minimaal even lang als int |
Unsigned integer | Positieve gehele getallen | unsigned int eengetal | |
Unsigned short | Positieve gehele getallen | unsigned short eengetal | |
Unsigned long | Positieve gehele getallen | unsigned long eengetal |
Naam | Wat kan erin | Maken in C++ met... | Opmerking |
---|---|---|---|
Float | Drijvende komma getallen | float eengetal | |
Double | Drijvende komma getallen | double eengetal | Groter dan float |
Long Double | Drijvende komma getallen | long double eengetal | Minstens even groot als double |